Droogte: vragen en antwoorden
De antwoorden op mogelijke vragen over de droogte in het werkgebied van waterschap Hollandse Delta.
Hoe monitort het waterschap de actuele waterstand en droogteontwikkeling?
Ons werkgebied is verdeeld in een aantal peilvakken. Voor ieder peilvak is een peilmarge vastgesteld. Onze peilbeheerders doen hun uiterste best om ervoor te zorgen dat de waterstand in de sloten tussen het minimale en maximale peil blijft.
Bij geautomatiseerde zogeheten ‘kunstwerken’ namelijk gemalen, inlaten, sluizen enz. worden de peilen continu in de gaten gehouden. Bij handbediende kunstwerken wordt regelmatig de waterstand geregistreerd. Aan de hand van de gemeten peilen kan er worden bijgestuurd in het watersysteem.
Hoe zorgt het waterschap ervoor dat boeren voldoende water hebben om te beregenen in droge periodes?
In perioden van droogte dalen de waterstanden in de sloten als gevolg van verdamping en als gevolg van beregening. Met behulp van zogeheten 'inlaten' en aanvoersystemen vult het waterschap het oppervlaktewater aan vanuit het omliggende water: Biesbosch, Dordtsche Kil, Haringvliet, Hollandsch Diep, Krammer, Merwede, Maas, Noord, Spui en Volkerak-Zoommeer. Op momenten dat verdamping en onttrekking maximaal zijn, wordt door het waterschap de maximale capaciteit water ingelaten. Van belang is dat agrariërs bij het waterschap melden wanneer ze willen gaan beregenen. Dan kan hiermee met de waterverdeling rekening worden gehouden en weten we waar we het water heen moeten sturen.
Op basis van welke criteria wordt een beregeningsverbod of onttrekkingsverbod ingesteld?
Formeel wordt gesproken van een onttrekkingsverbod. Dat betekent dat het niet toegestaan is water uit het oppervlaktewater te onttrekken. Een onttrekkingsverbod kan worden ingesteld in situaties waarbij het minimale peil niet kan worden gehandhaafd ondanks dat er op maximale capaciteit wordt ingelaten. Te ver uitzakkende peilen kunnen leiden tot een verslechtering van de waterkwaliteit, instabiele oevers of taluds, toename van verzilting en vissterfte.
De innamecapaciteit van het watersysteem is beperkt. Wanneer steeds meer agrariërs beregeningsinstallaties aanzetten in perioden van droogte zal vaker een onttrekkingsverbod moeten worden ingesteld.
In uitzonderlijke situaties met hele lage rivierwaterstanden is het mogelijk dat het Haringvliet in de zomer als gevolg van achterwaartse verzilting enige mate verzilt raakt ten oosten van de lijn Spui-Middelharnis waarbij zout water via het Spui of de Dordtsche Kil in het Haringvliet binnendringt. In zulke situaties zal het chloridegehalte van het Haringvliet hoger zijn dan de drinkwaternorm, maar nog ruimschoots zoet genoeg zijn voor aanvulling van oppervlaktewater.
Vooruitlopend op een onttrekkingsverbod kan het waterschap onttrekkingsbeperkingen instellen. Denk daarbij aan maximale onttrekkingen of tijdstippen waarop wel en niet mag worden onttrokken. Voor onttrekkingen groter dan 20m³/u is het verplicht dit te melden bij het waterschap.
Moeten boeren zich binnen nu en afzienbare tijd op deze situatie gaan voorbereiden?
Het is verstandig dat agrariërs zich realiseren dat er een grens is aan de hoeveel zoet water die het waterschap kan aanvoeren. Er zal vaker sprake zijn van een verdeelvraagstuk. Het kan niet zo zijn dat agrariërs aan het begin van de aanvoerlijn al het water voor het gebied ‘opmaken’ en er niets overblijft voor andere boeren en de natuur. Agrariërs kunnen bijvoorbeeld onderling afstemmen hoe zij het water over de dag verdeeld onttrekken uit de sloten. Wanneer de sector hier zelf niet in reguleert, zal het waterschap dat moeten oppakken.
Wanneer besluit het waterschap tot het (bij)vullen van sloten?
Om waterstanden in het oppervlaktewater binnen de peilmarges te houden, laat het waterschap water in wanneer waterpeilen te laag dreigen te worden en maalt het waterschap uit wanneer waterpeilen te hoog dreigen te worden. Daarbij wordt rekening gehouden met de watervraag die verwacht wordt zoals voor verdamping, natuur en beregening. Ook worden de weersverwachting en de waterverwachting in het hoofdwatersysteem gevolgd om goede keuzes te maken.
Waar komt het water vandaan waarmee de sloten worden gevuld, is dat altijd zoet water?
Wij spannen ons in om ook in de toekomst te kunnen beschikken over voldoende en schoon zoet water. Daarvoor zijn we afhankelijk van keuzes in het hoofdwatersysteem, de rivieren. Deze strategische wateren vormen buffers die kunnen worden ingezet bij droogte, helpen tegen verbrakking of verzilting en ondersteunen de economische en ecologische functies van ons werkgebied.
Daar waar in de ruilverkavelingen zoetwatervoorzieningen gerealiseerd zijn, kan het waterschap normaal gesproken voldoende zoet water aanvoeren. Destijds is geen zoetwatervoorziening voor delen van de Kop van Goeree aangelegd. De kosten waren namelijk hoger dan de opbrengsten. Het waterschap kan dit gebied niet altijd van zoet water voorzien.
Speelt verzilting een rol bij watertekort in droge periodes?
In sommige gebieden speelt verzilting een rol. Echter, door de aanvoer van zoet rivierwater waarmee het watersysteem wordt doorgespoeld, wordt deze verzilting bestreden. Alleen op delen van de Kop van Goeree is sprake van watertekort omdat daar in de ruilverkaveling geen zoetwatervoorziening is gerealiseerd. Er loopt nu een proefproject van LTO en het waterschap om daar zoet water vast te houden door middel van kleine stuwen. Zoet water wordt zo lang mogelijk geconserveerd zodat gewassen en de natuur daarvan profiteren.
Op welke manier wordt water aangevoerd?
Met een uitgekiend watersysteem van sloten en vaarten stroomt zoet water van voldoende kwaliteit van een inlaatpunt naar de landbouwpercelen en de natuur. De locatie van het inlaatpunt is zorgvuldig bepaald, zodat het rivierwater zoet en van voldoende kwaliteit is.
Kan een boer zelf een aanvraag doen om sloten rondom zijn land bij te laten vullen en zo ja, hoe werkt dit dan?
Het waterschap streeft ernaar in het hele systeem voldoende water beschikbaar te hebben. Daarvoor is het noodzakelijk dat tijdig bekend is wanneer er grote onttrekkingen plaats gaan vinden. Om die reden vragen we aan boeren die slootwater willen gebruiken om te beregenen, dit minimaal 24 uur vooraf te melden. Melden is zelfs verplicht bij onttrekkingen vanaf 20 m³/uur. Melden kan via tel. 088 974 3000. Meer informatie.
Wat zijn de criteria om bepaalde sloten wel of niet te vullen? Gaat dat op basis van prioriteit of risico-inschatting?
Er ligt een peil vast in het peilbesluit. De expertise van onze peilbeheerders is er op gericht om dit peil zo veel mogelijk te handhaven binnen het peilgebied.
Is het vullen van sloten in droge periodes nog wel houdbaar op lange termijn of wordt dat steeds moeilijker?
De KNMI-scenario’s laten zien dat het weerbeeld in de toekomst verandert. Voor zoetwaterbeschikbaarheid lijken die voorspellingen niet gunstig. Er zal naar verwachting in de zomer vaker droogte zijn waardoor er meer water verdampt en er meer water nodig is voor peilhandhaving. Het zal voor het waterschap inderdaad steeds moeilijker worden om in perioden van droogte aan de watervraag te voldoen. Daar komt het effect van zeespiegelstijging nog bij wat voor een toename van verzilting zal gaan zorgen.
Hoe kijkt het waterschap aan tegen de rol van slootonderhoud door boeren of particulieren?
De belangrijkste grote sloten worden onderhouden door het waterschap. Bij kleinere sloten zorgt bijvoorbeeld de gemeente of een perceeleigenaar voor het onderhoud, soms in samenwerking met een aannemer. Regelmatig controleert waterschap Hollandse Delta of de sloten goed worden onderhouden. Dit heet de 'schouw'.
Hoe weegt het waterschap de belangen van boeren tegenover die van natuurbehoud?
Dat begint vooraf met het peilbesluit. Bij droogte probeert het waterschap te zorgen dat er voor alle water-vragende partijen voldoende water is. Wanneer er sprake is van schaarste wordt geprobeerd de pijn te delen. Voor situaties van grote watertekorten is er landelijk wettelijk een zogeheten verdringingsreeks vastgesteld. Hierin is vastgelegd welke volgorde geldt voor de watervoorziening. Dit staat in artikel 2.1 van het Waterbesluit. Zowel natuur als agrarisch gebruik staan in principe in de laagste categorie van de verdringingsreeks, namelijk categorie 4. De uitzonderingen daarop zijn dat natuur die onomkeerbare schade oploopt bij een tekort aan water onder de hoogste categorie 1 valt. Agrarisch gebruik kan in situaties waarbij met kortstondig gebruik van een beperkte hoeveelheid water grote schade kan worden voorkomen onder categorie 3 vallen.
Hoe werkt het waterschap samen met andere partijen, zoals de provincie, Rijkswaterstaat of boerenorganisaties, bij droogte?
Het waterschap werkt met alle genoemde organisaties samen bij droogte, als ook met gemeenten, milieudiensten, Natuurmonumenten, omgevingsdiensten, Staatsbosbeheer, veiligheidsregio’s en andere betrokken organisaties. Dat gebeurt via twee regionale droogte-overleggen waar het werkgebied van waterschap Hollandse Delta onder valt. Op landelijk niveau werken waterschappen jaarrond samen met onder andere provincies en Rijkswaterstaat om zo goed mogelijk voorbereid te zijn op situaties van droogte.
Kunnen er conflicten ontstaan tussen gebruikers van water?
Een onttrekkingsverbod kan ingesteld worden om kwetsbare gebieden te beschermen. Het is dan niet toegestaan om bij bijvoorbeeld natuurgebieden oppervlaktewater te onttrekken. Er wordt dan door het waterschap een alternatieve locatie aangewezen waar boeren wel water kunnen innemen. Op die alternatieve locaties kan het waterschap in de regel wel voldoende zoet water aanvoeren.
Hoe worden conflicten over watergebruik opgelost? Zijn daar vaste procedures voor?
Wanneer iemand het niet eens is met een beslissing van waterschap Hollandse Delta, kan hij of zij schriftelijk bezwaar maken.
Wordt er nagedacht over alternatieve bronnen van zoet water, zoals wateropslag in natte periodes of hergebruik van gezuiverd afvalwater?
Mogelijkheden om zoet water op te slaan voor aanvulling van het oppervlaktewatersysteem in droge perioden zijn heel beperkt. De kosten daarvan staan vaak niet in verhouding tot de baten. Dat geldt ook voor opwerken van gezuiverd afvalwater tot bruikbaar zoet water. Op perceelniveau kan het opslaan van water - voor bijvoorbeeld druppelirrigatie - te overwegen zijn om perioden van droogte te overbruggen. In het bemalingsgebied Kilhaven ten westen van Ouddorp loopt een proef om water zoveel mogelijk vast te houden in natte perioden zodat dit in drogere perioden kan worden gebruikt.
Wat zijn de grootste knelpunten als het gaat om de beschikbaarheid van zoet water in droge zomers?
In droge zomers raakt de hoeveelheid zoet water snel op. In perioden waarin grootschalig beregend wordt, kan de aanvoer van zoet water de vraag niet altijd bijhouden. Het komt in zulke situaties weleens voor dat sloten droogvallen. Naar de toekomst toe zal daarom actiever gestuurd moeten worden op het verdelen van de watervraag over de dag heen.
Wanneer er sprake is van te veel blauwalg in het hoofdwatersysteem, de rivieren, kan het waterschap daaruit in de zomer soms geen schoon zoet water inlaten.
Hoe betrekt het waterschap bewoners in droge periodes?
In perioden van droogte is er vaak een dubbel watertekort: een tekort aan oppervlaktewater en aan drinkwater. Het waterschap gaat alleen over het oppervlaktewater. Het verbruik van oppervlaktewater door bewoners is heel minimaal. Voor gemeenten kan wel gaan spelen dat zij te maken krijgen met onttrekkingsbeperkingen of –verboden. In zulke gevallen kan het gebeuren dat parken en sportvelden niet kunnen worden besproeid en dat openbaar groen verdroogt.
Wanneer er ook een tekort aan drinkwater is of dreigt zullen drinkwaterbedrijven inwoners oproepen water te besparen. Dat kan bijvoorbeeld door korter te douchen, geen zwembad te vullen in de tuin of het grasveld niet te besproeien met drinkwater. Waterschappen ondersteunen de oproep van waterbedrijven om de watervraag te beperken, maar hebben daar geen directe bemoeienis mee. Om in tijden van droogte zuinig te zijn met water helpt het om regenwater in natte perioden vast te houden in de tuin met doorlatende verharding en borders. Ook met een regenton kan worden bespaard op drinkwatergebruik.
Is er een lange termijnvisie die deze belangen – landbouw, natuur, recreatie – met elkaar probeert te verenigen?
Onder andere in het waterbeheerprogramma en in de watervisie 2050 is in brede zin vastgelegd hoe het waterschap om wil gaan met de toekomstige uitdagingen voor alle belanghebbenden. Omdat er veel behoefte is aan meer duidelijkheid over de toekomstige uitdagingen van het waterschap en de watergebruikers ten aanzien van zoetwaterbeschikbaarheid, wordt veel tijd en aandacht besteed aan onderzoek.
Het is droog, het grondwaterpeil zakt: wat betekent dat voor de dijken?
Het waterschap heeft dijken, duinen en kades in beheer. De waterkeringen binnen het werkgebied van Hollandse Delta bestaan uit klei of zand met een kleischil. Deze waterkeringen zijn zeer sterk en kunnen de droogte goed doorstaan. In droge tijden komen met name de veenkades of veendijken in het nieuws. Deze kunnen door uitdroging en inklinking van het veen minder stabiel worden. Binnen het werkgebied van Hollandse Delta zijn er geen veenkades, wel liggen er kades in veengebieden waardoor deze keringen droogtegevoelig zijn.
Wat gebeurt er met de dijken als het grondwater structureel lager blijft staan?
Het merendeel van de waterkeringen bestaat uit klei. Deze waterkeringen zijn zeer sterk en kunnen ook structureel lagere grondwaterstanden goed doorstaan. Wanneer een dijk op veen ligt, kan het uitdrogen van het veen zorgen voor een minder sterke ondergrond. Dit kan effect hebben op de sterkte en stabiliteit van de dijk.
Zijn dijken hier kwetsbaar voor?
Het merendeel van de dijken bestaat uit klei. In het werkgebied van Hollandse Delta zijn er droogtegevoelige keringen te vinden langs het Kanaal door Voorne, de Keen en Boezemvliet.
Moeten er maatregelen genomen worden, en zo ja, welke dan?
Het waterschap inspecteert de droogtegevoelige dijken in tijden van droogte. Er kan een beweidingsverbod voor dijken worden ingesteld. Schapen bijvoorbeeld mogen dan niet grazen op de dijk om verdere beschadiging van de grasmat te voorkomen. Bij dijken kunnen er scheuren in de klei ontstaan. Deze scheuren worden met kleikorrels opgevuld en de kade wordt indien nodig natgehouden.